WONEN IN ITALIË – Weer thuis

Het is zomer in Mombarcaro. Naast mij hoor ik geklater en de kinderstemmetjes van de buurkinderen die in een zwembadje in de tuin spelen. Gegil, gehuil, gelach en de snerpende stemmen van de mamma's en de nonna's wisselen elkaar af.

Toen ik zondag de grens passeerde, zag ik opeens het Italië uit m'n jeugd: een land dat lag te blakeren in de zon. Als kind dacht ik dat dat zo hoorde, zodra je Italië binnen kwam. Nu weet ik dat het hier ook regelmatig rotweer is. Maar nooit in juli. "De warmte is eindelijk gekomen" zegt de vrouw achter de kassa van de autostrada.

Mijn poesjes lopen me blij tegemoet. Ze zijn heel wat minder haatdragend dan ooit mijn Felix en Minnie die me de eerste twee dagen, nadat ik met vakantie was geweest, geen blik waardig keurden.

Grazia hangt uit het raam als ik aankom. "Ik ga even uitpakken, kom je zo even langs?" vraag ik haar. Maar ze komt niet. Ik bel haar. Ze reageert vreemd. Loopt met haar telefoon naar de badkamer. Na allerlei vreemde geluiden van doorspoelend water, komt ze opeens mijn tuin binnen lopen met een mondkapje voor.

Dan komt de aap uit de mouw: haar schoondochter heeft haar verboden naar mij toe te gaan. Ik kom uit dat enge Nederland en kan het coronavirus wel bij me hebben. Haar moeder is kankerpatiënt, ze moet haar beschermen. Het valt me ook op dat mijn andere buren die normaal altijd met de koffie klaar staan, mij weliswaar hartelijk begroeten, maar een espresso, ho maar.

De dagen daarna trekt Grazia er zich toch weinig van aan. Zoals gewoonlijk komt ze haar groenten en eieren weer brengen.

In de zomer ga ik vaak al om zes uur 's morgens lopen. Heerlijk is dat, dan is het nog koel en schijnt de opgaande zon met een oranjeachtig licht over de velden. Op zeker moment komt een jongeman me tegemoet. Ik herken meteen de Nederlander in hem. Nog in boxershort en t-shirt loopt hij met zijn telefoontje foto's te maken.

Hij blijkt met zijn gezin bij Kim en Jeroen op agriturismo Meriggiare te zitten. Ze zijn hun eerste gasten. Hilarisch dat ik hem meteen tegen kom, zegt Kim later die ochtend en ze vraagt of ik koffie kom drinken, dan kan ik meteen zien hoe hard ze gewerkt hebben om alles af te krijgen.

Kim en Jeroen met hun twee kinderen zouden zo in de serie 'Ik vertrek' passen. Ze hebben hun leven in Nederland opgegeven om hier in Piemonte een 'glamping' te beginnen, dat is een camping met glamour, d.w.z. de gasten huren er volledig ingerichte safaritenten.

Het tweetal heeft inderdaad bergen verzet. De eerste gasten zitten in de tenten. Ze staan tussen de bomen met een prachtig uitzicht op het dal. Er zijn terrassen met zitjes, een barbecue-plek, speelplekken voor de kinderen, tussen de bomen hangen hangmatten.

En omdat het zwembad nog niet klaar is hebben ze ook twee flinke opzet-zwembaden neergezet. Gezellige potten met bloemen, gekleurde lampjes die als slingers tussen de bomen hangen. Het heeft al helemaal sfeer. Ik zie mijn ochtendwandelaar met zijn vrouw heerlijk met een boek in de zon zitten terwijl hun kinderen zich met andere kinderen vermaken. Dit gaat wel lopen...

Zelf ben ik de eerste dagen na mijn thuiskomst alleen maar bezig in m'n tuin. Bruno komt maaien en ik werk me rot om het onkruid dat tussen de planten is opgeschoten eruit te trekken. 's Avonds loop ik als een oud vrouwtje door m'n huis van de spierpijn.

Mijn Duitse vriendin Uschi komt een borrel drinken. Ook zij is druk geweest met haar moeder. Zij heeft haar eerst uit Stuttgart opgehaald en vorige week weer terug naar Duitsland gebracht. Het leven is niet eenvoudig in corona-tijden.

We hebben elkaar veel te vertellen en zitten stevig aan de witte wijn. Als ik de volgende ochtend met een kurkdroge mond en vage hoofdpijn wakker word, herken ik een lichte kater. In m'n rode badjas stommel ik even later over m'n terras, grote mokken thee drinkend. De zon is nog wat fel, maar het gaat al beter. Ik ben in ieder geval weer helemaal thuis.



  • De beslissing
  • Jarenlang was het een droom. Een huis in Italië. Op vakantie stond ik steevast lang voor de etalage van de makelaar ter plaatse. Maar het moment was (nog) niet geschikt. Ik werkte nog, mijn geliefde was ziek, m’n ouders hadden steeds meer zorg nodig. Ik bleef dromen en fantaseren, allemaal heel veilig. Jaar na jaar ging voorbij. Er gebeurde veel. Cor ging dood, ik maakte een voettocht naar Rome, werd ontslagen en toen was daar opeens het moment van: nu of nooit.